Praktische oplossingen voor een familielid met dementie

Steeds meer mensen worden vandaag geconfronteerd met een dementerende echtgenoot, partner, ouder of een nauw familielid die door diens ziekte niet meer in staat is om voor zichzelf te zorgen.

Hierbij rijzen verschillende vragen. Kan deze nog thuis verblijven of kan voor een voorziening worden gezorgd? Hoe zal diens vermogen verder worden beheerd? Hoe kan ik beletten dat deze door zijn ziektebeeld ongewilde handelingen stelt? Hoe kan dit met duidelijke afspraken worden omkaderd?

Het recht voorziet enkele oplossingen in de vorm van zogenaamde beschermingsmaatregelen, terug te vinden in de Wet van 17.03.2013 “tot hervorming van de regelingen inzake onbekwaamheid en tot instelling van een nieuwe beschermingsstatus die strookt met de menselijke waardigheid” en de Wet van 26.06.1990 “betreffende de bescherming van de persoon van de geesteszieke” [in uitzonderlijke gevallen].

  • Bij een beginnende dementie – buitengerechtelijk beschermingsmaatregel

Ingeval van beginnende dementie, kan geopteerd worden voor een buitengerechtelijke beschermingsmaatregel.

Een buitengerechtelijke beschermingsmaatregel is een vorm van overeenkomst die wordt opgesteld buiten de rechtbank om, waarbij wordt bepaald dat op het ogenblik dat het betrokken familielid wilsonbekwaam wordt, een naaste als vertegenwoordiger kan optreden en welbepaalde handelingen kan stellen voor de betrokken persoon die betrekking hebben op diens vermogen: bijv. verkoop van goederen, het schenken of aanvaarden van schenkingen, afsluiten van contracten, enz.

Deze overeenkomst wordt neergelegd ter griffie van het Vredegerecht van de verblijfplaats van het dementerende familielid en zal worden bijgehouden in een centraal register. Deze overeenkomst en de handelingen die door de vertegenwoordiger worden gesteld zullen dan door derden moeten worden gerespecteerd.

  • Indien de dementie reeds te ver gevorderd is – gerechtelijke beschermingsmaatregelen

Vaak zal men moeten vaststellen dat de voorgaande oplossing te laat komt aangezien de diagnose van dementie doorgaans pas wordt gesteld op het ogenblik dat de patiënt reeds het een deel van het begripsvermogen heeft verloren. Een bijkomend probleem stelt zich wanneer de patiënt mist aan inzicht in het eigen ziektebeeld en weigert hulp te aanvaarden.

In dergelijk geval zal een buitengerechtelijke beschermingsmaatregel niet volstaan en zal beroep moeten worden gedaan op een gerechtelijke beschermingsmaatregel. In dat geval wordt een verzoek gericht aan de Vrederechter die de beschermde persoon onbekwaam zal verklaren tot het verrichten van welbepaalde handelingen. Deze kunnen enerzijds betrekking hebben op zijn vermogen (bv. het verkopen van goederen) maar  ook op zijn persoon (bv. het beslissingsrecht over de verblijfplaats) Een combinatie van beiden is ook mogelijk.

De Vrederechter zal voor die welbepaalde handelingen een bewindvoerder aanstellen om de betrokken persoon bij te staan (hulp bij het verrichten van deze handelingen) dan wel te vertegenwoordigen (bewindvoerder verricht de handelingen voor de beschermde persoon).

  • In uitzonderlijke omstandigheden: dwangopname onder wet houdende bescherming van de geesteszieke persoon

Soms is een snel ingrijpen noodzakelijk omwille van het feit dat het dementerend familielid agressief en gewelddadig gedrag vertoont tegenover mensen in zijn directe omgeving. In dit geval kan worden geijverd voor een dringende dwangopneming onder de wet van de persoon van de geesteszieke. Dit is aan strikte voorwaarden onderworpen waardoor een succesvol beroep op deze procedure louter mogelijk is in uitzonderlijke omstandigheden: nl. wanneer er sprake is van een verregaande dementie die maakt dat de betrokkene een gevaar vormt voor zichzelf en  anderen in diens directe omgeving.

***

Indien u of één van uw naasten wordt geconfronteerd met een familielid met dementie, kan u steeds ons kantoor contacteren. Wij werken graag samen met u een oplossing op maat uit.

Contacteer hiervoor de leden van onze werkgroep Familierecht - familiaal vermogensrecht.

Strafbaarstelling van “wraakporno”: Wat met de verspreiding van intieme beelden die reeds online stonden?

Met het nieuw artikel 371/1 2° Sw. heeft de wetgever het verspreiden van zgn. “wraakporno” strafbaar gesteld.

Het nieuwe artikel trad in werking op 1 maart 2016 en luidt als volgt:

“Art. 371/1 Sw.:

Met een gevangenisstraf van zes maanden tot vijf jaar wordt gestraft hij die:

[…]

2° de beeld- of geluidsopname van een ontblote persoon of een persoon die een expliciete seksuele daad stelt zonder diens toestemming of buiten diens medeweten toont, toegankelijk maakt of verspreidt, ook al heeft die persoon ingestemd met het maken ervan.

[…]”

Vandaar ook de benaming “wraakporno”: strafbaar is het zonder toestemming publiek maken van intieme beelden van een persoon die, in het overgrote deel van de gevallen, tijdens het verloop van een liefdesrelatie werden gemaakt.

Wie wraak wil nemen op een ex-partner door bijvoorbeeld intieme beelden te verspreiden op social media zoals Facebook, riskeert sedert 1 maart 2016 strafrechtelijke vervolging.

Maar is er sprake van “wraakporno” wanneer foto’s, genomen tijdens een bijeenkomst in een seksclub, die – met toestemming van de afgebeelde persoon – daarna publiekelijk toegankelijk werden gemaakt via de website van deze club, door een andere persoon verder worden verspreid?

In een recent vonnis sprak de correctionele rechtbank Antwerpen, afdeling Antwerpen de betrokken persoon vrij:

De essentie van dit misdrijf [verspreiding van wraakporno] bestaat er in dat het slachtoffer seksueel getinte foto’s heeft laten nemen of camerabeelden met de bedoeling om deze enkel intern of privé te gebruiken en deze beelden zonder zijn/haar medeweten toch publiek verspreid worden, al dan niet om haar te kwetsen (vandaar wraak-porno).

Het moet derhalve gaan om beelden die louter voor intern gebruik of in beperkte privésfeer werden genomen en die zonder medeweten of toestemming van de afgebeelde publiek werden gemaakt.”

Besluit: het verspreiden van intieme beelden, die op dat moment al toegankelijk waren gemaakt via een website en die dus niet bedoeld waren voor intern of privégebruik, is niet strafbaar.

Voor meer informatie kan u steeds terecht bij de leden van de werkgroep Bijzonder strafrecht.

Noot: Tegen dit vonnis werd hoger beroep aangetekend – de uitspraak is dus nog niet definitief.

Nieuw: De omgevingsvergunning

Op 23 februari 2016 werd het uitvoeringsbesluit voor de omgevingsvergunning gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad. Dit betekent dat het Decreet betreffende de omgevingsvergunning in werking zal treden op 23 februari 2017.

De komst van de omgevingsvergunning hervormt het vergunningslandschap grondig.

Een van de grootste wijzigingen is dat de stedenbouwkundige vergunning en de milieuvergunning vervangen en verenigd worden in één omgevingsvergunning.

Door de integratie van beide vergunningen zullen ondernemers die industriële of ambachtelijke activiteiten willen starten, niet langer alle stappen voor het verkrijgen van een stedenbouwkundige vergunning en een milieuvergunning moeten doorlopen, maar zal één procedure tot het verkrijgen van een omgevingsvergunning volstaan.

Naast de procedurele integratie, verdwijnt ook de maximumduur van de huidige milieuvergunning en zal de omgevingsvergunning (op enkele uitzonderingen na) voor onbepaalde tijd gelden. Als compensatie voor het permanent karakter van de vergunning, wordt de exploitatie aan periodieke en ad hoc evaluaties onderworpen.

Een andere nieuwigheid is de verplichting voor de overheden om voor bepaalde ingewikkelde projecten op vraag van de initiatiefnemer een projectvergadering te organiseren.

Voor meer informatie omtrent de omgevingsvergunning kan u terecht bij  de leden van de werkgroep Administratief recht – overheidsopdrachten – milieurecht – stedenbouw – ruimtelijke ordening.

FIRMUS Advocaten verwelkomt Mr. Herman Buelens

Vanaf 01.02.2016 vervoegt Mr. Herman Buelens FIRMUS Advocaten.

Hij versterkt het kantoor met zijn uitgebreide kennis van onder andere het vastgoedrecht, het verbintenissenrecht en het aansprakelijkheids- en verzekeringsrecht.

Herman Buelens vormde tot 2009 samen met Ria Hens Advocatenkantoor Hens & Buelens te Brasschaat.

Zij bundelen vanaf 01.02.2016 opnieuw hun krachten.

Astrid Helmer behaalt Getuigschrift Bijzondere Opleiding Cassatieprocedure in Strafzaken

Mr. Astrid Helmer van FIRMUS Advocaten behaalde het getuigschrift dat vanaf 01.02.2016 verplicht wordt voor het behandelen van procedures voor het Hof van Cassatie in strafzaken. FIRMUS Advocaten legt zich toe op het bijzonder strafrecht. Deze opleiding is een dienstige meerwaarde voor het kantoor.